In het bekken had ik een andere voorstelling van de tijd gekregen, of ik had hem in elk geval anders beleefd. De tijd leek zich niet uit te drukken in ueren of minuten, maar in schaduwen en texturen. Hoewel ik pas een paar dagen hier was, viel het me al zwaar me het leven buiten Coruisk voor te stellen: de niet-aflatende wereld van winkels, universiteiten en auto's, met zijn drukte en zijn haast, of zelfs mijn gezin, mijn woonplaats en mijn tuin, waar de takken van de fruitboom inmiddels zouden doorbuigen onder het fruit.
Het bekken kende vele soorten tijd, en die verstreken niet allemaal langzaam. Ik had er ook snelheid gezien: de plotselinge duik van een raaf tijdens zijn vlucht, de koersverlegging van water om een rots, wegschietende waterjuffers, muggen die in één dag ter wereld kwamen, dansten en doodgingen. Maar vooral de immense chronologie van het ontstaan-de doelloze gang van het ijs naar de zee, langs de helling van de tijd-had de sterkste uitwerking op mijn geest gehad.
Een verblijf in het bekken, hoe kort ook, herinnert je eraan hoe beperkt het blikveld van de mens is, hoe wankel de veronderstellingen zijn op grond waarvan je de wereld ziet. In een gebied als dit worden de gebruikelijke tijdseenheden (eeuw, levensduur, decennium, jaar, dag, hartslag) nauwelijks waarneembaar en duren afzonderlijke gebaren en impulsen (het optillen van je hand, een zwemslag in het water, een vlaag van woede, een zins- of gedachtenwending) griezelig kort. De veel verstrekkender impulsen van de mensenwereld - oorlogen, beschavingen, tijdperken - lijken ver weg. De tijd in het bekken gaat zowel te snel als te langzaam om hem te kunnen bevatten, en hij trekt zich van geen menselijk plan iets aan. Het bekken houdt de wilde tijd aan.
...
noot: fragment uit "De laatste wildernis" van Robert Macfarlane.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten